vrijdag 30 november 2012

Luister naar mij (deel 11)

Thomas en ik kijken elkaar sprakeloos aan.

De bebloede pyjama ligt als een verkreukelde lap stof aan mijn voeten, maar is een niet te negeren bewijsstuk dat hier iets eigenaardigs aan de hand is. Nu ik wat langer in de kamer ben, ruik ik ook een typische geur, maar kan deze niet thuisbrengen. Ik kijk rond in de koude verborgen kamer…een onaangename kilte neemt bezit van mijn hart. De mooie droom om samen in ons nieuwe huis te wonen begint langzaamaan te veranderen in een nachtmerrie.

Thomas pakt me vast bij mijn elleboog en duwt me richting de uitgang van het trieste hok. Ik kijk nog even over mijn schouder, maar besluit om de pyjama te laten liggen. Thomas sluit de verborgen ruimte weer af. Hij maakt de kastdeur op slot en stopt de sleutel in zijn zak. Samen lopen we door de kamers op de bovenverdieping, alert op iedere onvolkomenheid, maar we zien niets opmerkelijks. De grote blauwe slaapkamer ligt er sereen bij. Ook in de kleine slaapkamer zien we, behalve een diepe scheur in de muur, geen ongewone dingen.
In de badkamer werp ik een snelle blik in de gebarsten spiegel, maar wendt mijn hoofd direct weer af; ik zie er net zo belabberd uit als ik me voel. Ik kijk naar de grauwe tegels met de aangekoekte kalkaanslag. Ineens valt mijn oog weer op het raam.

Het is gesloten.

De vochtplekken die her en der op het plafond te vinden zijn, worden schimmige figuren.
Ik laat me, met mijn rug tegen de muur, op de koude tegels zakken en begin te huilen. Deze week is een opeenstapeling van vreemde gebeurtenissen en zonderlinge vondsten. Thomas gaat bedaard op de rand van de douchebak zitten en pakt mijn hand vast. ‘Het wordt tijd dat wij samen even rust nemen,’ zegt hij.

Ik heb een scenario in mijn hoofd dat is gebaseerd op bizarre feiten en gissingen, maar durf dit nog niet met Thomas te delen. Nog nasnikkend veeg ik mijn tranen af met de mouw van mijn trui. Stilletjes denk ik na: de glurende buurvrouw achter het gordijn, haar zelfmoord, de briefjes overal in huis -ook na haar dood- en de verborgen kamer. Het leek zelfs of er recent nog iemand in de kamer was geweest. En dan nu weer het raam in de badkamer. Ik weet zeker dat ik het niet geopend en niet gesloten heb. Er is iemand in huis. Wie? En van wie zijn die bloedvlekken op de badkuip en de pyjama?

Harm van der Staak heeft het goed verwoord: het lijkt wel of er een vloek rust op deze buurt. Ik denk na over de zonderlinge dood van alle mensen die hier woonden. Het is een vreemde opsomming; de vrouw van de slager, de man van de buurvrouw, de buurvrouw zelf en natuurlijk de verdwijning van de zoon van de buurvrouw. Ik bedenk me ineens dat niemand iets heeft verteld over de slager zelf. Waar is híj gebleven? Is hij verhuisd of overleden? Heeft de slager iets met de verdwijning van de zoon van mevrouw Pietersen te maken?

Allerlei oplossingen van het mysterie buitelen door mijn hoofd, maar ik krijg het verhaal niet kloppend. Ik kijk steels naar Thomas. Ook hij zit diep in gedachten verzonken, zijn kin steunend in zijn hand, elleboog op zijn knie.

Juist als ik aan Thomas wil voorstellen om met ons verhaal naar de politie te stappen, kijk ik in de richting van de overloop. In het plafond zit het luik richting de zolder. Het luik hebben we sinds onze bezichtiging -samen met de makelaar- niet meer geopend.
In gedachten zie ik haarscherp hoe de makelaar aan het verfomfaaide, bungelende touwtje trekt om het luik te openen.

Ik zie een lege plek. Het touwtje is weg.
 
 
Wordt vervolgd...
 
 
 

donderdag 29 november 2012

Schaduw






 
mijn schaduw aan jouw voeten

in sluimerende zinnen vertelde je meer

dan een oogopslag kon verraden

IJs


ijs van een nacht

het kan niet meer dragen

dan mijn schaduw

 

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 


Bronnen:
- Gedicht: Grietje
- Foto: Ingrid (www.ingridlacet.com)

 

dinsdag 27 november 2012

Luister naar mij (deel 10)

Ik kijk in een verborgen kamer.

Een smalle ruimte. Donkere muren zonder ramen. Direct om de hoek zie ik een schakelaar. Klik. Een kaal peertje verspreidt fel licht.

De kamer is niet leeg.

Wanneer ik omzichtig door het gat de kamer in stap, hoor ik de achterdeur. Thomas is terug. ‘Thomas,’ mijn stem slaat over. Ik hoor dat hij met twee treden tegelijk de trap op jaagt. Met een verbaasde blik stapt hij de inbouwkast in en steekt zijn hoofd door de ontstane opening in de achterwand. ‘We hebben een verborgen kamer in huis,’ breng ik moeizaam uit.

Langzaam schuifel ik verder. Thomas volgt. Ik voel de kou optrekken van de betonnen vloer. Midden in de ruimte staat een ouderwetse badkuip op pootjes. Links in de hoek, op de kale vloer, ligt een beschimmeld matras met een opgerolde deken. Ik spied rond maar zie alleen nog wat blauwe vodden en krantensnippers.

De badkuip trekt mij als een magneet de kamer in.
Als ik hem van dichtbij bekijk, zie ik donkerrode vlekjes op de rand. Ik buig voorover en krab met mijn nagel over een vlek. Rode schilfers verzamelen zich onder mijn vingernagel. Ik verpulver de flinterdunne stukjes tussen mijn vingers. Verf? Bloed?
Ik durf geen conclusie te trekken. Wie woonde vroeger ook al weer in dit huis?
De slager? Ik weet bijna zeker dat de buurvrouw dat vertelde. Heeft de slager deze kamer gebruikt? Er was toch iets met die slager? Wat vertelde Harm van der Staak nou over hem? Ik herkauw de gesprekken van de afgelopen week en probeer orde te scheppen in de chaos in mijn hoofd. Ik heb honderden onbeantwoorde vragen, maar weet niet meer waar ik moet beginnen om de kluwen te ontwarren.
Het wordt tijd dat Thomas en ik samen alles op een rijtje zetten en bepalen wat we met deze situatie gaan doen.

Vanuit mijn ooghoeken zie ik Charlie snuffelen aan het matras. Het voelt alsof ik in slow motion verder loop naar de hoek van de kamer. Woont er nog steeds iemand in deze kamer? Op het matras ligt een blauwe herenpyjama met een rood ruitpatroon. Charlie springt naar voren, zet zijn scherpe tanden in de broekspijp en legt de pyjamabroek voor mijn voeten. Weifelend pak ik de broek tussen duim en wijsvinger vast en houdt hem omhoog om goed te kunnen bekijken. Een ijzige siddering trekt door mijn lichaam.
Ik heb het niet goed gezien. Het is een blauwe pyjama, maar zonder ruit. Vol afgrijzen laat ik hem uit mijn handen vallen. De pyjama is bezaaid met bloederige strepen.
 
 
Wordt vervolgd...
 
 

Luister naar mij (deel 9)

Lange tijd is het stil. In gedachten verzonken schenk ik voor ons beiden koffie in.
Ongeloof, opluchting en verbijstering flitsen beurtelings door mijn hoofd. We besluiten in elk geval naar de begrafenis of crematie van mevrouw Pietersen te gaan, al is het maar om argwaan in de buurt te voorkomen. Hopelijk weet niemand van onze aanvaring met haar; we zitten niet op roddels te wachten. ‘s Avonds proberen we zo min mogelijk aan Luuk te laten merken. Een onrustige nacht volgt.

Als ik de volgende ochtend boven kom, voel ik het onmiddellijk. Er is iets veranderd. Treuzelend loop ik van kamer naar kamer. Ik probeer in eerste instantie de toekomstige kamer van Luuk te vermijden, maar Charlie stuift er naar binnen en begint oorverdovend te blaffen. Vanaf de drempel kijk ik de kamer in, maar er is niets te zien. Ik loop verder naar de badkamer. Dit was het dus. Ik wist het wel. Er hangt een briefje, midden op de gebarsten spiegel.

Pas op voor de hond.
Luister naar mij.

Ik huiver en blijf roerloos staan. In de spiegel zie ik mijn lijkbleke gezicht en de donkere kringen onder mijn ogen. De overvloed aan emoties van de afgelopen dagen heeft mij geen goed gedaan. Het korte moment van opluchting is verdwenen. De buurvrouw is dood. Het spookt nog steeds in ons huis. Ik ben geradbraakt en voel me zelfs te futloos om nog te gillen. Een windvlaag komt binnen door het open raam. Het briefje wappert triomfantelijk heen en weer. Met een venijnige haal ruk ik het van de spiegel en ik gooi het verfrommelde propje papier via het open raam naar buiten. Pijlsnel schiet de vraag door mijn hoofd: wie maakte het raam open?

Ik vertik het om nog langer met me te laten sollen. Mijn voetstappen beuken op de vloer als ik de kamer van Luuk binnenstap. Charlie staat nog steeds voor de deur van de inbouwkast te blaffen. Als ik de kastdeur open, gromt hij. Natuurlijk is er ook dit keer weer niets te zien. Ik tast met beide handen over de wanden van de kast, maar voel niets bijzonders. Zittend op mijn knieën klop ik op de vloer. Niets. Ik kom kreunend overeind uit mijn ongemakkelijke houding en geef met mijn vlakke hand een klap op de muur. Ik luister en sla nog een keer.

Een hol geluid weerklinkt.

Systematisch tikkend luister ik naar het geluid van de linker-, achter- en rechtermuur. Rechts klinkt dof. Achter en links galmt hol. Ik besluit vlug naar beneden te gaan om de sloophamer te halen, voordat Thomas terug is van de Praxis. Ik bedenk later wel hoe ik hem dit ga uitleggen. Holderdebolder ren ik op en neer.

Terwijl ik nadenkend voor de muur sta om te kijken waar ik de eerste klap neer zal laten komen, zie ik ineens links achteraan een minuscule spleet. Peuterend probeer ik met mijn vingers in de spleet te komen om deze te verwijden. Tevergeefs. Opnieuw ren ik naar beneden, dit keer om een breekijzer te zoeken.
Charlie staat kwispelend op mij te wachten als ik weer terugkom in de kamer, alsof hij zich eindelijk serieus genomen voelt.

Het wrikken met het breekijzer is zwaarder dan ik dacht. Na een paar minuten gutst het zweet van mijn gezicht. Hijgend rust ik even uit, maar snel daarna beul ik mezelf weer af. Een half uur zwoegen levert een spleet op die zich van boven naar beneden uitstrekt. Ik duw. De achterwand van de inbouwkast wijkt. Ik knipper met mijn ogen. Het is echt waar. Verbijsterd blijf ik staan.


Wordt vervolgd...
 
 
 

maandag 26 november 2012

Luister naar mij (deel 8)

De voordeurbel. Zou dat de buurvrouw zijn?
Ik ren naar beneden en kijk Thomas met een veelbetekende blik aan. We lopen samen naar de hal en ik open behoedzaam de deur. Gelukkig. Geen buurvrouw te zien.
De eigenaar van de buurtsuper kijkt me onderzoekend aan en steekt zijn hand uit.
‘Ik heb u vorige week al in de winkel gezien, klopt dat? Ik ben Harm van der Staak, de eigenaar van de supermarkt.’ Hij geeft me een ferme handdruk. Thomas komt naast me staan en stelt zich eveneens voor.
Harm aarzelt een moment, alsof hij moed verzamelt. ‘Ik ben hier vanwege mevrouw Pietersen, uw buurvrouw.’ Argwanend kijk ik hem aan, maar zeg niets.
‘Heeft u haar de afgelopen dagen gezien of gesproken? Ze komt bijna dagelijks in onze winkel, maar ze is al een paar dagen niet meer geweest. Ik heb haar gebeld, ze neemt niet op. Daarom ben ik even naar haar huis gegaan om poolshoogte te nemen. Ze is per slot van rekening de jongste niet meer. De deur wordt niet geopend. Ik vertrouw het niet, misschien is er iets aan de hand. Heeft u iets gemerkt?’
Thomas en ik kijken elkaar vragend aan. Ik schraap mijn keel en vertel dat de buurvrouw een paar dagen geleden bij ons was, maar dat we haar daarna niet meer hebben gezien, omdat we bijna continu aan het werk waren in het huis.
Harm van der Staak hoort mijn woorden nadenkend aan. Kalm beantwoordt hij mijn weifelende blik. ‘Ik ga de politie bellen,’ zegt hij vastberaden. ‘Het lijkt me beter dat ik bij het huis op hen wacht en samen met hen naar binnen ga. Ik was vaker in het huis, dan kan ik direct zien of er iets eigenaardigs aan de hand is.’

Zodra de deur achter hem gesloten is, dringt pas tot me door wat hij heeft gezegd.
Na haar bezoek aan ons huis heb ik de buurvrouw inderdaad niet meer gezien, zelfs niet glurend vanachter haar gordijn. Een akelig vermoeden bekruipt me. Er is echt iets gaande. Minutieus laat ik de afgelopen dagen passeren, maar ik weet zeker dat ik mevrouw Pietersen op geen enkel moment nog heb gezien of gehoord. Het lijkt wel of we sinds we hier wonen een aaneenschakeling van vreemdsoortige momenten meemaken. Thomas is alweer aan het werk in de huiskamer. Dralend loop ik de trap op en ga verder waar ik gebleven was, mijn gedachten zijn mijlenver verwijderd van hier.

Afwezig kijk ik twee uur later vanaf de bovenverdieping naar buiten. Op slag word ik helder. Twee mannen met witte pakken aan stappen uit een zwarte auto en gaan via de voordeur het huis van mevrouw Pietersen binnen. Een politieagent staat op wacht voor de deur. Ik slik. Wat is er aan de hand?

Ik stuif naar beneden en ren door de voordeur naar buiten. Bijna bots ik tegen Harm van der Staak op. Zijn bedrukte gezicht zegt genoeg.
‘Het is niet goed. Mevrouw Pietersen heeft zelfmoord gepleegd. Ze hing aan een touw in het trapgat naar zolder.’ Handenwringend staat hij voor mij, hij heeft het er duidelijk moeilijk mee. ‘Het lijkt wel of er een vloek rust op deze buurt. De man van mevrouw Pietersen pleegde 29 jaar geleden op dezelfde manier zelfmoord. De vrouw van de slager, die in uw huis woonde, is jaren geleden omgekomen bij een auto-ongeluk omdat de remmen van haar auto weigerden. De zoon van mevrouw Pietersen is een paar jaar geleden ineens verdwenen en nooit gevonden.’ Hij schudt zijn hoofd en slaakt een diepe zucht. ‘Ik was juist op weg om u in te lichten. De politie zal nog wel langskomen voor een buurtonderzoek, maar ik heb hen al verteld dat u niets had gezien of gehoord.’ Terughoudend vervolgt hij zijn verhaal. ‘Er gebeuren zonderlinge dingen hier. Misschien had ik u dit allemaal niet moeten vertellen, ik wil u geen angst aanjagen.’ Ontdaan wendt hij zijn gezicht af en gaat weg.

Thomas heeft het verhaal van Harm meegeluisterd en neemt mij mee naar binnen. Verslagen zitten we samen aan de keukentafel.
 
 
Wordt vervolgd...
 
 

zondag 25 november 2012

Luister naar mij (deel 7)

Ik heb witte knokkels, zo stevig houd ik de sloophamer vast. Zíj was dus degene die de dreigbriefjes schreef. Pas wanneer ik mevrouw Pietersen niet meer op het tuinpad hoor, durf ik de steel van de hamer los te laten.
Buiten adem vertel ik het hele verhaal aan Thomas.
Dat Charlie bij haar aan de voordeur stond te grommen. Dat ik bij thuiskomst nóg een briefje had gevonden en dat de buurvrouw direct daarna zomaar met een sleutel het huis binnen kwam. Dat ik dit echt niet pik. Dat ik de politie bel als ze het nog een keer waagt om zoiets uit te halen. Mijn adem ontsnapt sissend, terwijl ik met horten en stoten alles eruit gooi.

Thomas laat me uitrazen totdat ik uitgeput op een keukenstoel ga zitten. Hij gaat achter me staan en slaat zijn armen om me heen. ‘Ze heeft geen sleutel meer, dus kan niet onaangekondigd voor onze neus staan. We houden de poort en achterdeur op slot.
Als ze in de buurt rondsluipt, slaat Charlie vast wel alarm. Luuk hoeft het niet te weten, hij zou alleen maar bang van haar worden en dat is niet de bedoeling.’
Hij streelt zacht mijn haar. ‘Kom, het is genoeg geweest voor vandaag. We wandelen samen naar de school van Luuk. Na zijn eerste schooldag moet hij natuurlijk niet moederziel alleen op het schoolplein achterblijven.‘

De geruststellende woorden van Thomas hebben zoals altijd direct een kalmerend effect op mij. Charlie springt enthousiast tegen mij aan met zijn riem in zijn bek. Het woord wandelen is hem niet ontgaan. Glimlachend gesp ik zijn riem om en raap de voordeursleutel op van de keukenvloer. Ik kijk nadrukkelijk niet in de richting van het huis van de buurvrouw als we buiten komen. Voorlopig hoef ik haar niet meer te zien.

De week gaat razendsnel voorbij. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat zijn Thomas en ik in het huis te vinden. Luuk heeft twee vriendjes die bij ons in de straat wonen en hij vermaakt zich prima. Al op de tweede dag wil hij niet meer naar school worden gebracht. Charlie is getransformeerd tot een wandelende witte stoffer. Hij struint de hele dag door het huis en in de tuin.

Alles lijkt zoals het hoort, maar niets is wat het lijkt. Ik maak me zorgen. Ik voel me niet thuis in het huis. De buurvrouw heb ik de hele week niet meer gezien of gehoord.
Toch heb ik op de een of andere manier het gevoel dat iets of iemand ons bespiedt. Thomas keek me alleen maar stomverbaasd aan toen ik hem vroeg of iets had gemerkt.

Vandaag heb ik nog niet veel werk verzet. Telkens als ik boven kom, krijg ik koude rillingen. Aan Charlie merk ik het ook. Hij wordt onrustig als we samen boven zijn, vooral op de kamer van Luuk. Het briefje heb ik al lang van de kastdeur verwijderd, maar hij blijft daar maar snuffelen. Hij gedraagt zich vreemd. Nu ook. Ineens staat hij wéér voor de deur van die inbouwkast. Hij blaft en krabt met zijn poot aan de kastdeur.
Het lukt me niet om hem te kalmeren. Wat ik ook doe, hij blijft blaffen. Voorzichtig open ik de kastdeur. Charlie jankt en rent met zijn staart tussen zijn benen de kamer uit. Ik kijk in de kast, maar er is niets te zien. Ik schud met mijn hoofd en ga weer aan het werk.
Ik betrap mezelf erop dat ik af en toe doodstil blijf staan en luister. Het onverklaarbare gevoel blijft.

Wordt vervolgd...

vrijdag 23 november 2012

Luister naar mij (deel 6)

De voordeur gaat langzaam open. Ik blijf zitten, onbeweeglijk. Koortsachtig denk ik na. Ligt er iets in de gang om mezelf mee te verdedigen? De sloophamer bonkt nog steeds in hetzelfde ritme op de muur. Thomas heeft mijn gil niet gehoord en het gemorrel aan het slot dus zeker niet. Ik schuif achterwaarts weg van de deur.
 
‘Ik kom toch maar even kijken.’ Het hoofd van de buurvrouw verschijnt.
Een seconde schaam ik me voor mijn paniekerige reactie, maar de schaamte slaat onmiddellijk om in boosheid. Ik slik een harde vloek in. ‘Mevrouw Pietersen, ik schrik me dood.’
Ze kijkt mij door haar dikke brillenglazen verbaasd aan. ‘Ik dacht dat jullie de voordeurbel niet zouden horen, dus ik heb mijn sleutel maar even meegenomen.’

‘Uw sleutel? Heeft u een sleutel van ons huis?’ De buurvrouw beantwoordt mijn verbouwereerde blik met een triomfantelijke lach. ‘Natuurlijk heb ik een sleutel. Daar zijn we toch buren voor? De slager vond het altijd een veilig idee.’

Ik mompel dat dat toch echt niet de bedoeling is. De buurvrouw hoort me niet eens, ze stapt al vanuit de hal de woonkamer in. Ik neem me voor om haar straks te confronteren met de briefjes. Ik wil wel eens zien hoe ze gaat reageren. Zo langzaamaan krijg ik het vermoeden dat het nieuwsgierige vrouwtje het doodgewoon vindt om ons huis in en uit te wandelen. Strijdbaar loop ik achter haar aan en werp Thomas, die haar inmiddels ook ontdekt heeft, een waarschuwende blik toe.

Het vinnige vrouwtje kijkt misprijzend naar de al half gesloopte binnenmuur en loopt zonder iets te vragen door naar de keuken. Stomverbaasd volgen Thomas en ik haar.
‘Bent u vaker in het huis geweest sinds wij het gekocht hebben?’ Ik kijk haar doordringend aan. Haar ogen flitsen behoedzaam heen en weer tussen Thomas en mij.
‘Natuurlijk. De makelaar had mij gevraagd om een oogje in het zeil te houden, dus ik maak af en toe een rondje.’

‘En die briefjes?’ Ik doe mijn best om nonchalant te klinken, maar een lichte trilling in mijn stem verraadt me. Thomas kijkt me onderzoekend aan.
‘Briefjes? Welke briefjes?’ Haar verbaasde blik lijkt oprecht, maar ik geloof haar niet. Mijn intuïtie bedriegt me nooit. Het gegrom van Charlie bij haar aan de deur heeft mij daarin bevestigd. Iets klopt er niet. Mijn brein draait overuren. In gedachten laat ik al onze bezoeken aan het huis passeren. Ik zie iets over het hoofd. Ik weet het zeker. Maar wat? Ergens zit het verborgen in mijn geheugen. Ik kan er niet bij.

Kuchend draait de buurvrouw zich om. Haar hoofd loopt rood aan. ‘Ik ga weer. Als het minder stoffig is, kom ik weer eens kijken.’ Ze legt haar hand op de klink van de achterdeur en duwt hem naar beneden. Op slot. Met mijn armen stijf over elkaar kijk ik haar aan. Als ze weg wil via de voordeur zal ze Thomas en mij moeten passeren. Thomas schuifelt afwezig met zijn voet over de vloer; hij weet nog niets van het tweede briefje en de sleutel. Ik pak resoluut de sloophamer uit zijn hand en zet hem met een klap naast mij neer. ‘Geef de sleutel maar aan mij.’ Mevrouw Pietersen kijkt me met samengeknepen ogen aan. De sleutel valt voor mijn voeten op de tegelvloer. Zonder iets te zeggen glipt ze via de woonkamer de hal in. De voordeur slaat met een klap achter haar dicht. Mijn rechterhand klemt zich om de steel van de hamer.
 
 
Wordt vervolgd...
 
 
 

woensdag 21 november 2012

Luister naar mij (deel 5)

Het driftige geluid van de sloophamer bonkt in het ritme van mijn bonzende hart. Thomas hoort me natuurlijk helemaal niet. Ik ren gehaast naar beneden en blijf abrupt achter hem staan. Terwijl de hamer keer op keer dreunend neerkomt, gil ik nog een keer: ‘Thomas!’
Verschrikt kijkt hij op en de sloophamer glipt bijna uit zijn hand. ‘Verdorie, Jenny.’
‘Er hangt een briefje op de kast. Had jij dat al eerder gezien. Heb jij dat gedaan? Ik vind het eng. Kom mee naar boven, ik durf het niet aan te raken.’ De woorden buitelen over hem heen.
Thomas legt zijn warme, stoffige handen op mijn wangen. ‘Geen paniek. Nee, ik heb geen briefje gezien en ook niet op de kast gehangen. Kom we gaan samen naar boven.’ Zijn nuchter uitgesproken woorden brengen me terug in de werkelijkheid en ik volg hem
-vlak achter hem lopend- de trap op.

Thomas staat voor de kastdeur, uiterst kalm maar met een diepe frons op zijn voorhoofd. ‘Iemand probeert blijkbaar een grap uit te halen.’ Met een ruk trekt hij het briefje van de deur, verfrommelt het en stopt het in zijn broekzak. ‘Niets aan de hand. Ik heb geen idee waar het briefje vandaan komt, maar ik zou er maar niets achter zoeken. Ik ga weer verder waar ik gebleven was. Wat ga jij doen?’
Zijn rustige houding wint het van mijn onrust. ‘Ik denk dat ik eerst ga kennismaken met dat nieuwsgierige mens van hiernaast. Als ze weet wie wij zijn, stopt ze misschien met gluren. Daarna ga ik een schets maken van de nieuwe indeling van de bovenverdieping.’
Grinnikend volgt Thomas mij naar beneden. ‘Misschien worden jullie wel dikke vriendinnen. Neem Charlie ook maar mee, dan weet hij dat hij niet hoeft te blaffen als hij iets achter de gordijnen ziet bewegen.’

Ik trek mijn trui recht en woel met mijn handen door mijn krullen. Nog voordat ik met mijn wijsvinger de knop van de bel raak, wordt de voordeur al op een kier geopend. Twee door staar vertroebelde ogen turen -vanachter achter een grote bril- naar mij.
‘Buurvrouw,’ misprijzend word ik van top tot teen bekeken.
Ongemakkelijk steek ik mijn hand uit naar het kleine vrouwtje. ‘Ik kom even kennismaken. Ik ben Jenny, de nieuwe buurvrouw en dit is onze hond Charlie. Mijn man Thomas heeft u volgens mij al gezien en ik denk dat u onze zoon Luuk vast ook al hebt zien rondbanjeren.’ Ik kijk naar Charlie en zie tot mijn schrik dat zijn vacht bezaaid is met grijze stofvlokken. De buurvrouw zwijgt.
‘We gaan verbouwen, dus de eerste tijd wonen we in de caravan. Ik denk dat u weinig last van ons zult hebben, maar anders moet u maar even aan de bel trekken,’ ratel ik verder. ‘Prettig om kennis te maken, mevrouw…’
‘Pietersen. Nel Pietersen. Jullie gaan toch niet alles in dat huis veranderen, hè?’
Even weet ik niet wat ik moet zeggen. Natuurlijk gaan we alles veranderen. Er is al minstens dertig jaar niets veranderd in het huis. Ik besluit dat ik de buurvrouw maar beter te vriend kan houden. ‘We gaan wel flink klussen, maar het wordt echt mooi. Anders komt u gewoon een keer kijken. Woont u alleen?’
Ineens zwaait de deur helemaal open. Daar staat ze, een kromgebogen vrouwtje met haar handen in haar zij. ‘Ik woon alleen en dat bevalt me prima. Mijn man is 29 jaar geleden overleden en met mijn zoon heb ik geen contact meer. Ik hou van rust, dat u dat maar weet.‘
Charlie gromt en laat zijn tanden zien. Verbaasd pak ik hem bij zijn halsband en ik stamel: ‘Ik ga maar weer eens. Tot ziens, mevrouw Pietersen.’

Vliegensvlug draai ik om en trek Charlie met me mee. Mijn hak blijft steken tussen een stoeptegel, verbeten ruk ik hem los. Ik hol de laatste meters naar ons huis en vlucht naar binnen. Hijgend steun ik met mijn rug tegen de deur. Als ik met mijn hoofd achterover leun, voel ik plotsklaps dat er iets blijft steken in mijn haar. Ik schud mijn krullen los. Niets. Langzaam draai ik mezelf om. Op de binnenkant van onze voordeur hangt een briefje.

Laat niemand binnen.
Luister naar mij.

Ik gil en zak ineen op de vloer.
 
 
Wordt vervolgd...
 
 
 

dinsdag 20 november 2012

Luister naar mij (deel 4)

Thomas is al met de sloophamer in de weer, voordat ik goed en wel binnen ben. Het stof stuift in alle richtingen. Hoestend vlucht ik de trap op om de grijze wolk voor te blijven.
Ik heb mezelf nog niet omgekleed en ik heb er geen zin in om straks als een ondergestofte sneeuwpop kennis te moeten maken met de buurvrouw. Eerst maar eens rustig de kamers op de bovenverdieping inspecteren en een plan voor een nieuwe indeling bedenken. Gelukkig laat Thomas dat graag aan mij over. In gedachten heb ik alles al duizend keer doorgenomen. De kleine badkamer wordt een inloopkast en één van de vier slaapkamers wordt omgetoverd tot een grote, luxe badkamer met douche en ligbad. Ik moet alleen nog kiezen welke kamer ik daarvoor het meest geschikt vind. Neuriënd loop ik naar één van de twee slaapkamers aan de achterzijde van het huis. Dit is de kamer die Luuk gisteren voor zichzelf heeft gekozen. Ik begrijp direct waarom. Zacht gefilterd licht piept tussen de bladeren van de grote, oude notenboom door naar binnen. Ritmisch tikt een tak tegen het raamkozijn. We moeten de robuuste boom binnenkort al snoeien, om te voorkomen dat Luuk écht een keer vanuit het raam op de takken klimt. Grinnikend gaat mijn fantasie met me op de loop, in gedachten zie ik mijn avontuurlijke kereltje boven op een tak zitten wippen.

Abrupt worden mijn gedachten onderbroken. Op de deur van de inbouwkast hangt een briefje. Ik buig mijzelf naar voren om zeker te weten dat ik het goed heb gezien.
Ik lees het nogmaals. Het staat er echt.

Ga hier weg.
Luister naar mij.

Ik ruk de kastdeur open om te kunnen zien wat er achter zit. Niets. De kast is leeg.
De vorige keer dat we samen met de makelaar door het huis zijn gelopen, hing dit briefje er nog niet. Ik weet het zeker.
Besluiteloos blijf ik voor de kast staan. Weet ik het ècht wel zeker of heb ik het toen niet gezien? Misschien moet ik Thomas vragen of hij iets vreemds heeft gezien toen hij hier was om de caravan in de tuin te plaatsen. Wie weet heeft hij het briefje toen ook zien hangen. Misschien is het zelfs een grap van hem. Die gedachte duw ik direct weer weg. Thomas heeft humor, maar geen lugubere humor.
Ik durf het briefje niet aan te raken. Mijn hart klopt in mijn keel. Schichtig kijk ik over mijn schouder. Verbeeld ik het me of word ik nu weer begluurd? Mijn voetstappen achtervolgen me over de houten vloer. Boven aan de trap blijf ik staan.
‘Thomas!’


Wordt vervolgd...



maandag 19 november 2012

Luister naar mij (deel 3)

Ik stop nog even snel een appel en een banaan in de rugzak van Luuk. Wat een gedoe, zo’n eerste ochtend in de caravan. Nog niet alles heeft een plek en het ritme heb ik ook nog niet te pakken. Ach, over een paar dagen kan Luuk zelf naar school lopen en kunnen Thomas en ik hele dagen aan de slag in het huis. We willen een paar weken flink klussen, voordat we allebei weer aan het werk moeten. Hopelijk krijgt Luuk snel wat vriendjes in de buurt, anders loopt hij zich alleen maar te vervelen na schooltijd. Hij vindt het vast ook wel leuk om mee te helpen in het huis en als belooft om niet in de weg te lopen, is dat ook geen probleem.
‘Mama, kom nou, anders komen we te laat op school.’ Ik maak een sprongetje als ik de stem van Luuk ineens achter me hoor en laat met een klap de deur van de caravan dichtvallen. Thomas staat al bij de tuinpoort te wachten. Zie ik daar nu een gordijn bewegen? De vorige keer dat ik in de tuin stond, had ik ook al het gevoel dat ik werd begluurd. Wie woont er eigenlijk in het huis naast ons? Ik knik met mijn hoofd naar opzij, maar Thomas kijkt me alleen maar vragend aan. ‘Er kijkt iemand naar ons,’ sis ik.
‘O, dat. Dat is de oude buurvrouw, een nieuwsgierig mensje. Ze kwam hier ook al kijken toen de caravan in de tuin werd gezet. Geen aandacht aan besteden, dan stopt ze vanzelf wel met gluren.’ Thomas pakt de hand van Luuk stevig vast en duwt de hendel van de tuinpoort naar beneden.
Ik voel een rilling over mijn rug lopen als ik hen volg. Het fijne gevoel van gisteravond is helemaal verdwenen. Ik trek mijn schouders op en laat ze met een zucht weer vallen. ‘Ontspan, Jenny, ontspan,’ fluister ik.

Ik voel me al weer een stuk beter als we terugkomen bij het huis. Luuk had direct een paar kinderen om zich heen verzameld in de klas. Hij had het zelfs niet in de gaten dat Thomas en ik weer weggingen. Hij is een kleine kopie van Thomas, denk ik opgelucht voor de minstens duizendste keer in de afgelopen vijf jaar. Altijd vrolijk en zorgeloos. Het piekeren zit mij in het bloed, Thomas en Luuk zijn de onbezorgde kerels in huis.
Charlie duwt zijn kop tegen mijn hand. De pup voelt feilloos mijn stemmingen aan. Met een glimlach om mijn lippen bedenk ik dat Charlie meer van mij weg heeft dan mijn eigen zoon, onze scherpe intuïtie is aan elkaar gewaagd.  
Ik sta nog steeds in de tuin te mijmeren als ik Thomas al in zijn ouwe kloffie uit de caravan zie komen. ‘Kom, we gaan beginnen. Volgende week komt de aannemer, het meeste sloopwerk wil ik dan al achter de rug hebben.’ Typisch Thomas. Eerst doen, dan pas denken. Blijkbaar heeft hij het plan van aanpak al lang in zijn hoofd zitten of misschien heeft hij wel helemaal geen plan. Uit ervaring weet ik dat ik hem rustig zijn gang kan laten gaan. Alles wat Thomas aanpakt, komt goed.
Ik sla mijn beide armen om zijn nek, ga op het puntje van mijn tenen staan en geef hem een zoen. Mijn neus strijkt langs zijn prikkende wang. Hij heeft zich vandaag meteen al een bouwvakkerlook aangemeten door zich vanochtend niet te scheren. Thomas tilt me voorzichtig op en draait me met mijn gezicht in de richting van het huis. ‘Kom, lieve Jenny, we gaan beginnen.’ 
Vanuit mijn ooghoeken denk ik weer een beweging te zien in het buurhuis. Ik draai mijn hoofd met een ruk in de richting van het raam en zie nu duidelijk een schaduw bewegen achter het gordijn. Aarzelend volg ik Thomas naar binnen en neem me voor om mezelf straks te gaan voorstellen bij de buren. Ik kan die nieuwsgierige buurvrouw maar beter een stap voor zijn.


Wordt vervolgd...



zondag 18 november 2012

Luister naar mij (deel 2)

‘We zijn er.’ Het portier zwaait open en Luuk duikelt voorover uit de auto. Luid blaffend springt Charlie achter hem aan. ‘Een beetje rustig,’ roep ik nog, maar ze rennen al samen over het tuinpad naar de voordeur. Thomas kijkt hen lachend na. Het is geweldig om te zien dat Luuk zo enthousiast is over de verhuizing naar het dorp. Rust en ruimte, de ideale omgeving om op te groeien. Hij is 5 jaar en het meest gemakkelijk kind wat je zou kunnen wensen, dus hij zal zich vast snel thuis voelen in het dorp. Ook Charlie, onze golden retriever pup, komt in een paradijsje terecht. Onze kleine, betegelde stadstuin wordt verruild voor een grote tuin met bomen, struiken en volop ruimte om flink te ravotten. Thomas steekt de sleutel in het slot. ‘Zal ik je over de drempel dragen, Jenny?’ Plotseling tintelt mijn hele lijf, maar ik weet niet hoe ik moet reageren op deze onverwachte liefdesuiting.
‘Doe niet zo gek.’ Ik geef Thomas een vluchtige zoen op zijn wang en stap over de drempel. In de kale hal kijken we elkaar een beetje onwennig aan. Dit wordt dus ons nieuwe thuis, al zullen we voorlopig vooral aan het klussen zijn en ’s avonds doodmoe de caravan inrollen. De echo van onze holle voetstappen klinkt na in mijn oren. Veel sfeer en romantiek zullen we hier nu nog niet beleven.
Gisteren is de caravan al in de tuin gezet. De hoognodige spullen zijn meeverhuisd en de rest is opgeslagen in een container. Het bouw- en kampeeravontuur kan beginnen. 

‘Mama, het is zó fijn hier,’ roept Luuk terwijl hij bonkend naar beneden springt. ‘Charlie en ik hebben alle kamers boven nog een keer gezien. Wij willen aan de achterkant slapen, dan kan ik vanuit het raam bijna in de notenboom klimmen.’
Hoofdschuddend kijkt Thomas naar het glunderende gezichtje van Luuk. ‘Voorlopig slapen we in de caravan in de tuin. We maken er onze eigen camping van, oké? Kom, dan gaan we naar de caravan. Vandaag doen we hier toch niets meer. Morgen mag je voor het eerst naar je nieuwe school. Papa en mama brengen je samen weg en gaan dan de hele dag klussen.’
Ik aai Luuk over zijn van opwinding blozende wangen. Dit is voor mij de bevestiging dat we de juiste keuze hebben gemaakt om te verhuizen. We gaan een heerlijke tijd tegemoet. Gisteren heb ik het al gezellig gemaakt in de caravan. Zodra we binnen zijn, steek ik de kaarsjes aan. Luuk valt als een blok in slaap met Charlie ineengerold aan zijn voeten.
Ik voel mijn ogen zwaar worden, zodra ik samen met Thomas op de bank ben gekropen. Alles komt goed. Hier hoor ik thuis.



Wordt vervolgd...


zaterdag 17 november 2012

Luister naar mij (deel 1)

De makelaar stapt uit zijn auto en strekt zijn stramme benen. De lange rit heeft hem kramp bezorgd, maar dat heeft hij er graag voor over. Per slot van rekening heeft hij er lang genoeg op moeten wachten om deze tocht te kunnen maken. Met een vermoeide blik draait hij zich om en blijft voor het oude huis staan. Eigenlijk kun je het amper een huis noemen, denkt hij cynisch, het lijkt eerder een bouwval.

Vanochtend heeft hij de sleutel overhandigd aan de nieuwe eigenaren. Het plaatje is bijna te mooi om waar te zijn. Een modelgezin: vader, moeder, zoon en golden retriever.
‘Wij willen onze zoon in een betere omgeving laten opgroeien. Ons huis in de stad is verkocht en we willen heerlijk op het platteland gaan wonen,’ zei de moeder toen ze het huis voor de eerste keer kwamen bezichtigen. Pas geruime tijd daarna belde haar man naar kantoor voor een tweede bezichtiging. In de tussenliggende periode hadden ze zich georiënteerd in het dorp, kennisgemaakt met de directeur van de basisschool en door de wijk gewandeld om her en der een praatje te maken. Ze gingen niet over één nacht ijs, dat is waar, maar wat hem betreft hadden ze de beslissing wel wat sneller mogen nemen. Het huis stond al vijf jaar te koop. De vorige makelaar had er niet veel energie in gestopt om het verkocht te krijgen. Gelukkig was de klus nu binnen een jaar geklaard. Voor hem althans. De nieuwe eigenaren zullen nog heel wat maanden bezig zijn om het huis bewoonbaar en toonbaar te maken, denkt hij met een brede grijns op zijn gezicht. Vanochtend vertelden ze hem dat ze tijdelijk in een caravan in de tuin gaan wonen, zodat ze alle vrije uren in het huis kunnen steken. Ga d’r maar aan staan, met een kind van 5 en een hond maandenlang in een kleine caravan gepropt. Zij liever dan ik. Hij stopt deze bezorgde gedachten meteen weer weg. Verkocht is verkocht.

Hij loopt het tuinpad op en schopt tegen het bord TE KOOP. Hij heeft er meer dan genoeg van. Klagende mensen die eindeloos willen kijken maar niet kopen, werken in de avonduren en het van hot naar haar moeten rijden met de auto. Hij pakt het bord met beide handen stevig vast en wrikt het heen en weer, maar er gebeurt niets. Eigenlijk wordt hij te oud voor dit werk. Hij heeft alles al een keer gezien. Zijn woede laait op en hij geeft een flinke ruk aan het bord. Het breekt af. Een stuk van de paal blijft steken in de harde bodem. ‘Wat doet u daar,’ klinkt een krakerige stem vanaf het tuinpad. Verschrikt kijkt hij over zijn schouder en ziet een vinnig oud vrouwtje staan.
Dat kan er ook nog wel bij, denkt hij geërgerd. De nieuwsgierige buurvrouw van hiernaast. Op welk moment hij hier ook kwam, altijd hield ze hem vanachter het gordijn nauwlettend in de gaten. Ze had zelfs een keer -toen hij met kijkers in de tuin was- het raam geopend om te kunnen horen wat er gezegd werd.
‘Mevrouw Pietersen, u laat mij schrikken. Ik haal alleen even het bord uit de tuin.’ Mevrouw Pietersen loert, over haar dikke brillenglazen heen, naar hem. ‘Is het verkocht?’ vraagt ze. Hij besluit alleen een antwoord te geven op wat ze vraagt. ‘Jazeker.’

Gehaast draagt hij het bord naar zijn auto, pakt de sleutel uit zijn broekzak en klikt de kofferbak open. ‘Dag mevrouw Pietersen. Ik moet snel naar mijn volgende afspraak.’
‘Wie,’ roept ze hem nog na, maar hij stapt in, slaat het portier dicht en doet alsof hij haar niet meer hoort. Met een vriendelijke knik en een opgeplakte glimlach rijdt hij de straat uit. Zijn jarenlange ervaring met allerlei mensen komt hem regelmatig goed van pas. De opborrelende ergernis wordt netjes weggestopt achter een vrolijke grimas.
De nieuwe bewoners van het huis kunnen blij zijn met zo’n huis en buurvrouw, denkt hij met enig leedvermaak. Hij drukt het gaspedaal stevig in om alles snel achter zich te kunnen laten.



Wordt vervolgd…


vrijdag 16 november 2012

Tot in de eeuwigheid


Tegenwoordig huilt er niemand nog om mij. De allereerste keer had iedereen zich om mij heen verzameld. Een stroom van tranen vloeide samen met mooie woorden. Liefdevol werden rozen om mij heen gelegd. Rood, omdat ik daar zo van houd.

De volgende ochtend volgde een vloedgolf van boosheid. Ik had hen bedrogen zonder dat ik het wist.

De tweede keer werd er vol verbazing en ongeloof gereageerd. Een paar voorzichtige tranen vielen op mij neer. De rode rozen bleven achterwege.

Nu stap ik elke avond alleen in mijn kist. Zonder tranen. Zonder woorden.
Niemand kijkt toe. Niemand vraagt nog iets.
Twintig jaar geleden zijn de laatste rode rozen verwelkt.
Ik sterf elke avond en ik word elke ochtend opnieuw geboren.  


***


Af en toe plaats ik een stukje op '120 Woorden' (http://120w.nl/), ook onder de naam Rijnmeermin (http://120w.nl/schrijvers/Rijnmeermin/)
Dit lugubere stukje 'Tot in de eeuwigheid' heb ik geschreven in het kader van de 120Wedstijd: Dystopie (http://120w.nl/120wedstrijd/dystopie/)


maandag 12 november 2012

Trots

Vandaag hoorde ik dat het (fictieve) verhaal dat ik had ingestuurd voor een verhalenwedstrijd is opgenomen in een verhalenbundel.
Eerlijk gezegd ben ik er best trots op dat ik, terwijl ik nog maar zo kort schrijf, ben geselecteerd.
Dat geeft weer energie om verder te schrijven!


woensdag 7 november 2012

Uit de lucht gevallen


alsof ik uit de lucht kwam
vallen op het strand, zonder ooit
eerder het leven te zien
ik was er wel

kom dichtbij dan  
ontvouwen zich de groeven, nooit
verborgen of verzwegen
ik zag ze

zoveel moois als je echt
kijkt naar mij, ooit
verdiepen door te vragen
ik ben er

 
 

Diepgeworteld


stevig verankerd in het rulle zand
mijn armen in de lucht
vingers gespreid
ik buig mee met de wind
diepgeworteld
dicht bij jou




maandag 5 november 2012

Zaagsel in mijn hoofd


Geur. Het sterkste zintuig van de mens en gekoppeld aan ons langetermijngeheugen. Zodra je hersenen een geur signaleren, wordt hier een emotie en/of herinnering aan gekoppeld. Iedereen heeft een geurgeheugen, al is niet iedereen zich daarvan bewust.

Ik kan me niet herinneren dat geur géén rol speelde in mijn leven. Letterlijk en figuurlijk steek ik overal mijn neus in. Vandaag deed ik een verrassende ontdekking: één woord is in staat om mijn geurgeheugen te activeren.

Ik lees het weekthema en denk terug aan de werkplaats van mijn vader met op de werkbank een winkelhaak. Een geurexplosie ontstaat in mijn hoofd. Ik ruik weer de geur van houtkrullen en zaagsel.
De werkplaats bestaat niet meer. De geur gaat nooit meer weg.  



***

Af en toe plaats ik een stukje op '120 Woorden' (
http://120w.nl/), ook onder de naam Rijnmeermin (http://120w.nl/schrijvers/Rijnmeermin/)
‘Zaagsel in mijn hoofd’ heb ik geschreven naar aanleiding van het schrijfthema voor week  45: winkelhaak.



zaterdag 3 november 2012

Ademloos verlangen


 


Met een zucht van verlichting stap ik over de drempel van de luchtregulerende sluis.
Een tweede zucht klinkt zodra ik vanuit de sluis mijn huis in stap.
Eindelijk kan ik mezelf bevrijden uit mijn luchtdichte pak.
Ik stap moeizaam uit het stugge gevaarte en rek mezelf uit om de doorbloeding in mijn lichaam op gang te brengen.

Dit is al mijn zevende luchtdichte pak sinds de verstoring in de atmosferische circulatie is opgetreden. Ik kan me nog herinneren dat mijn eerste pak was aangepast aan de laatste mode. Tegenwoordig hult iedereen zich in eenkleurig grijs en is er geen ruimte meer voor onderscheiding van de bloedeloze massa.
De regenboog kleurt alleen nog mijn gedachten - met een ademloos verlangen naar vroeger.


***

Af en toe plaats ik een stukje op '120 Woorden' (http://120w.nl/), ook onder de naam Rijnmeermin (http://120w.nl/schrijvers/Rijnmeermin/)
'Ademloos verlangen' heb ik geschreven in het kader van de 120Wedstijd: Dystopie (http://120w.nl/120wedstrijd/dystopie/)



Gevoelloos


Zodra ik het slot van mijn box open, stokt mijn adem. Ik ben er gisteren twee vergeten. Met trillende handen open ik nogmaals het vrijdagavondcompartiment om het te controleren. Het is echt waar. Ze zitten er nog in.

Haastig stop ik de zaterdagochtendpillen in mijn mond en prop er de twee vergeten vrijdagavondpillen achteraan. Nog geen week geleden is mijn dosis verhoogd, omdat bij de wekelijkse keuring was gebleken dat ik tranen in mijn ogen had.

Een koude rilling loopt over mijn rug. Het is dus al begonnen. Ik ben bang.
Niemand mag het merken. Het is verboden.
Hopelijk resulteert deze dubbele dosering emotieremmers niet in een tegengesteld effect.

Ik gil. De deur zwaait open. De emotiepolitie heeft me ontdekt.


***

Af en toe plaats ik een stukje op '120 Woorden' (http://120w.nl/), ook onder de naam Rijnmeermin (http://120w.nl/schrijvers/Rijnmeermin/)
'Gevoelloos' heb ik geschreven in het kader van de 120Wedstijd: Dystopie (http://120w.nl/120wedstrijd/dystopie/)








vrijdag 2 november 2012

Verzamelaar


Ik ben een verzamelaar van levensverhalen.
Ze komen vanzelf naar mij toe.
Mooie, onverwachte momenten met onbekende mensen.
Ik luister, neem ze mee en bewaar ze.
Vanochtend hoorde ik er weer één.

Een man in een winkel, minstens 85 jaar en met een (op z’n Brabants) ‘snevelneus’.
Op zoek naar Lego. Vertederd kijk ik hem aan; ik denk dat hij iets voor een kleinzoon gaat kopen. Ik wijs hem waar het staat en loop even met hem mee.

Hij volgt. Zijn verhaal ook.
De Lego is voor zichzelf.
Vroeger heeft hij in het dorp ruim 90 huizen gebouwd, misschien woon ik wel in één van de huizen die hij heeft gebouwd? Ik vertel hem de straatnaam en hij zegt dat die straat toen nog niet bestond. Waarschijnlijk vergist hij zich in de jaren en straten, ons huis is namelijk van 1916, maar ik houd wijselijk mijn mond en luister.
Tegenwoordig bouwt hij in het klein, zoals hij vroeger in het groot bouwde.  

De Lego in de winkel vindt hij niks, hij wil Lego voor oudere kinderen en deze heeft hij allemaal al gemaakt. Er schijnt nu ook een nieuw merk te zijn, dan kan hij nog meer bouwen. Overal in winkels zoekt hij naar wat hij nog niet eerder zag. Ik wijs hem naar de winkel hiernaast, enthousiast gaat hij op weg.
 
Hij wordt weer kind. Een groot kind met een verleden.
Hij verzamelt Lego en mooie bouwsels.
Ik verzamel verhalen en mooie mensen.